Irritante moeder.


‘Maham…. dat dóe je toch niet?!’
Mijn kinderen vinden het maar niks als ik een kindje op straat aanspreek om te zeggen dat hij zijn ijspapiertje niet op de grond moet gooien, maar in de prullenbak.

‘Jij kent ook veel mensen, hè?’
Joska merkt dat op als we saampjes in Schiedam door de stad lopen. Gearmd met mijn meisje zwaai ik hier en daar en rechts en links.

‘Pffff….. jij moet ook echt álles zeggen, zeg! Je kent hem toch helemaal niet?’
Dat die wildvreemde er tof uitziet met die stoere pet zeg ik, ja.

Ik kan me zo ontzettend voorstellen dat ik een irritante moeder ben voor een puber.
Ik doe in hun ogen dingen die je gewoonweg niet doet.
En ik deed ze wel.
Ik vind het fijn en belangrijk om mooie, fijne of opvallende dingen die ik zie in de grijze buitenwereld te benoemen. Met een glimlach en een vriendelijk woord een plaatselijk zonnetje te laten schijnen.
De aarde schoonhouden doe je met z’n allen. Het is echt niet erg om vooral jonge onbekenden te wijzen op een prullenbak.
Dit startte ooit toen het grote besef binnenkwam dat ik aan de rest van het wereldleed niet veel kon doen.
Ik stopte een tijd lang met kijken naar het nieuws. Keek liever naar Hart van Nederland, waar ze tenminste elke dag een item hadden over iemand die iets goeds had gedaan.
Zelf besloot ik vanaf toen dat ik dan in ieder geval mijn hele kleine wereldje mooier zou proberen te maken. Dat was het enige waar ik invloed op uit kon oefenen.
Zonder daar overigens grootse plannen mee te hebben, zoals sommigen geloven in de olievlek: als iedereen nou maar wat liever tegen elkaar zou zijn dan wordt de wereld vanzelf mooier.
Ik geloof daar alleen maar theoretisch in.
In de praktijk zitten mensen niet zo in elkaar.
Oorlogen en machtsspelletjes zijn er van alle tijden en zullen er ook altijd zijn.
Hoe naar ook om te beseffen, zo gaat dat blijkbaar.

Joska nam mij deze zinnen kwalijk. Ik stak mijn kop in het zand voor alles wat er speelde op de wereld. We hebben erg veel gesproken over heel veel verschillende onderwerpen de laatste maanden voor haar dood, maar hoe ik omging met dit onderwerp kon ze niet van mij begrijpen. Werd fel en draafde door in haar overtuigingskracht. Je kón je er niet bij neerleggen.
Ik opperde dat ze in de politiek moest gaan.



Op straat zie ik een meisje steppen. Ze is een jaar of 10 en heeft een gele jurk aan.
In haar haar heeft ze een haarband in eenzelfde kleur geel.
‘Wat een mooie haarband heb je in.’, zeg ik tegen haar.
Ze kijkt me aan. Tast me af. En zegt vervolgens ‘dankjewel’.
Later in de wijk zie ik haar nogmaals. Ze gimlacht naar me.

Dit zijn de momenten waar ik tot het diepste in mijn hart besef dat ik weer ‘terug’ ben.
Ik ben er weer. Ik ben er nog. Ik ben terug!

’s Nachts kan ik de slaap niet vatten.
Ik laat de dag en haar gevoelens tot me komen.
Ze vormen gedachtengangen over mijn zijn.
Mijn zijn op dit moment en mijn zijn in het algemeen.

Ik ben natuurlijk nog helemaal niet helemáál terug.
Ik dans tenslotte amper. In mijn lessen probeerde ik al die kindertjes dat stukje van mijn mooie wereld mee te geven en naar ik hoorde van hun ouders lukte me dat heel vaak. Kinderen kropen uit hun schulp, werden zelfverzekerder, konden hun gevoelens door middel van dans uiten.
Praten is soms zo lastig. Wat zijn dan de juiste woorden voor of bij een bepaald gevoel? Zeker als je klein bent…

Ik ben dus helemaal niet helemaal terug. Verre van, als je het op die manier bekijkt.

En toch gaat het goed met me.
Het meisje met de gele haarband deed me denken aan de momenten dat ik met Joska over straat liep.
Ik laat de tranen en de steek in mijn hart toe wanneer ik besef dat ik godverdomme nooit meer met mijn meisje over straat loop. Niet nu. Niet morgen. Nee nooit.
Ik kan niet meer zeggen ‘wanneer zien we elkaar weer?’ of ‘wanneer gaan we saampjes naar Bailey?’.
Ik moet het doen met de herinnering. Ik baal ervan dat ik mezelf zover moet krijgen het met een herinnering te doen. Dáár de waarde van in te zien, dáárvan de liefde te voelen en me niet teveel vast te pinnen op de gedachte dat dat er nooit meer zal zijn.
Ik moet omhoog kijken en zeggen dat het goed is.
Pfff...

En toch gebeurt dat deze nacht.
Het ís goed.
Het is natuurlijk absoluut allemaal niet de bedoeling, maar het is goed.
Ik onderzoek wat ik voel en merk op dat mijn energieveld om me heen gevuld is.
Gevuld is met enorme liefde.
Ik ken dit gevoel heus wel van voor Joska haar dood en ik ben zó blij dat ik dit weer mag voelen, maar kan het zijn dat het zelfs groter is geworden?
Kan het zijn dat ik sterker word dan dat ik ooit geweest ben?
In de energie om me heen voel ik iets groters. Iets stevigers ook.

Ik kon nog wel eens ‘vliegen’ met mijn blije koppie.
Ik kon nog wel eens teveel nadenken met een zwaar hoofd.
‘Uit mijn hoofd, naar mijn buik’ was altijd mijn wens.
Frouke hielp me vaak met aarden.
Ik lig op bed, mijn benen zijn geaard en de energiebol om me heen is groot.
Volledig uit mijn hoofd en in volle kracht.

Ik onderzoek verder in die energie en voel de grote liefde voor mijn kinderen.
Ik ga ze alle drie na in gedachten en weet dat ze geen gemakkelijke start hebben gehad.
Ik merk op hoeveel respect ik voor hen afzonderlijk heb.
Ze kiezen hun eigen weg en dat ondersteun ik. Dat vind ik de taak van een ouder: zorgen dat je kinderen een eigen weg kunnen en durven kiezen. Het is hún leven. Niet de onze.
En daar is Joska. Met haar geheel eigen gekozen weg.
Ze zit niet daarboven. Ze is volledig om me heen.
En ze zet me op aarde.

Afgelopen maanden hoorde ik mezelf vaak praten tegen mensen over alles waar ik in zat en hoeveel respect ik voor Joska heb.
Ik kan vaak wél de juiste woorden vinden om mijn gevoel te uiten.
Wanneer ik praat klinkt het allemaal zo duidelijk en vaak formeel, maar daarnaast schreeuwt mijn hart.
Gelukkig heb ik alles toegelaten: de pijn, het verdriet, de weerstand, het grote niets en weet ik dat ik het tot op heden goed gedaan heb.
Mensen om je heen hopen erop dat je het ook wel weer leuk gaat hebben. ‘Heb je het al een plekje kunnen geven?’, ‘Het leven gaat door’, ‘Genieten mag ook wel hè? Dat is wat Joska gewild zou hebben.’
Joska haar wens om het leven te vieren heb ik naast me neergelegd. Ik heb haar gezegd dat ze me dat niet kan opleggen.
Mijn eigen wens om Joska daarboven te zien of te voelen heb ik op een gegeven moment losgelaten.
Ik bepaal mijn eigen tempo en forceer niets.
De tijd die ik nam, de rust die ik nam, het stilzetten van het leven, het lange tijd compleet niets voelen, hoe naar dat ook voor mij is: het heeft me gebracht in deze nacht waar ik nu ben. Ik voel een enorme grote warme bol om me heen en Joska zit daar volledig in.

Kan het zijn dat ik me sterker ga voelen dan ooit?
Dat Joska haar energie verweeft met mijn energie?
Dat het grote ouderlijke loslaten bij Joska zowel de ultieme vorm heeft als de zorgeloze vorm?
Het is een vraag die bij me neerdaalt in alle stilte.
Een vraag waar ik geen antwoord op heb of wil hebben.
De vraag geeft alleen aan hoeveel kracht ik op dit moment voel, dat deze kracht niet om woorden gaat maar om zijn en hoe fijn het is om dit binnen dit jaar nu toch te voelen.
Een klein jaar geleden zat ik namelijk ineens in een reis, die ik niet zelf uitzocht en waarvan ik niet wist en niet weet waarheen deze gaat.

Ja, het is bijna een jaar geleden.
Bizar.
Op 30 juli vertrekken we naar San Sebastián.
Op 4 augustus slapen we op het veldje net buiten Torrecilla en Cameros.
Blij met Rob aan mijn zijde die hetzelfde idee had over onze bestemming dit jaar.
We zouden eigenlijk helemaal niet op vakantie gaan. De Dordtse Biesbosch is tenslotte vakantie op zich. Mooi dat we los van elkaar toch deze trip opperden: het wordt een korte vakantie met een reden. De vakantie eindigen zoals deze vorig jaar bedoeld was.
Geen trektocht van drie weken zoals gebruikelijk, maar tien dagen langs de wegen van herinnering.

Ik laat van me horen.



En geloof het of niet: na het schrijven van de laatste zin keek ik uit het raam en zag de volle maan.
Moet ik dan toch geloven in tekenen van boven?
Juli 2019


Juli 2018


Populaire posts van deze blog

Mam, ik houd van je.

En mijn leven stond stil.